zaterdag 6 april 2024

6 april 2024


Dag van:
En dan ineens....6 april om 15.17 uur , zijn ze daar.....
Mama eend met een stuk of tien kuikens....
Ze zwemt zo snel van de ene naar de andere kant met haar kroost, dat ik ze niet eens kan tellen....
Piepkleine ienemini's net uit het ei....
Elk jaar vind ik het weer een wonder...
En elk jaar, na weken alleen maar woerden gezien te hebben op het water, tel ik ongeduldig de dagen af dat moedereenden hun kroost komen showen.....
Vandaag is het zover....
Ineens komen ze tevoorschijn... uit het riet en keurig in formatie achter mams....
De eendenheren hadden het, net zo min als ik, verwacht....
Ze vliegen of zwemmen snel op het jonge spul af....
Zijn ze van mij, of van mij, of misschien van mij.....
Wie is de trotse vader.....
Dat wordt dan weer duidelijk als er één man zich bij de nieuwbakken familie voegt.....

Hij heeft de primeur.....!
En volgens mij dwingt dat respect af want de andere heren druipen snel af.....
Toch zullen zij ook binnenkort aan de beurt zijn ook al is het dan geen primeur meer.....
Moeder zwemt een rondje en verdwijnt dan weer in het riet aan de waterkant....
Je kunt ook nog niet teveel vergen van zullen 1dags ukkies natuurlijk.....

Ook prachtig dat de fuut zich vandaag voor het eerst weer liet zien....
Als de zon gaat schijnen en de temperaturen stijgen dan komt er niet alleen vrolijk leven in de stad maar vooral ook op het water.....
Gezien het feit dat de fuut alleen is, zal zijn vrouwtje zich ook wel ergens verstopt hebben om op haar eieren te broeden.....

Wel eens gehoord van Herman Gorter....?
Herman Gorter was een Nederlandse dichter.....
Hij is vooral bekend geworden door zijn gedicht van epische lengte 'Mei'......
De openingsregel van dit gedicht, 'een nieuwe lente en een nieuw geluid' is een bekende uitdrukking geworden........
Nou was ik niet van plan de epische lengte van Mei hier te plaatsen, maar Gorter schreef meer gedichten over het seizoen lente..... gedichten die iets korter van stof zijn, maar zeker niet minder mooi....
Ikzelf vind 'zie je, ik heb je zo lief' zo'n mooie...
Het gaat dan wel niet direct over de lente, want die plaats ik hierna, maar het is gewoon een lief gedicht dat ik vaak lees....

Zie je ik hou van je,
ik vin je zoo lief en zoo licht -
je oogen zijn zoo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.
 
En je neus en je mond en je haar
en je oogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar er voor.
 
Zie je ik wou graag zijn
jou, maar het kan niet zijn,
het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.
 
O ja, ik hou van je,
ik hou zoo vrees'lijk van je,
ik wou het heelemaal zeggen -
Maar ik kan het toch niet zeggen.

Zijn werk moest sensitivistisch zijn: hij moest indrukken van de zintuigen niet gewoon of via het verstand uitdrukken, maar via sensaties......
Die sensaties kon de dichter bereiken door zijn indrukken en emoties te versterken en hij kon ze uitdrukken in eigen klanken (en daarom ook soms in nieuwe, eigen woorden)......
Me dunkt, dat is hem gelukt.....
Want neem nou onderstaand gedicht welke dus over de lente gaat....
Al zou buiten de hagel neerdalen, de lucht inktzwart kleuren, de temperatuur ver onder lente warmte liggen, nóg kun je de lente voor je zien en voelen tot in het diepst van je tenen.....
En ik vind het, op een dag als vandaag met zijn 24 graden, toch wel leuk deze even te plaatsen....

De lente – ik sta midden in haar –

 
o daar komt ze daar daar
daar vliegt ze op mij aan, ze zoent me,
ze zoent me, ze zoent me en ze noemt me
haar zoete ademen, woord voor woord;
o en daar vliegt ze voort
de honnege fladderende lente,
daar naar de verte, daar naar de horizonnerige tenten,
de zilveren, zilvervoetige, zilverhandige lente,
de zomerige lente.
 
Kijk nu, ze strooit den zomer rond
die vliegt om haar rond
uit haar mond,
rond haar boezem, haar gladde rug, haar beenen
zoo donslicht omschenen,
ze gaat langs de horizonnen
maar aldoor omme,
ze heeft toch zoo veel, ze kan geven
wel, zie het lichte sneven
van al dat kwijnende levende stervende opflikkerend licht
en daar midde’ in haar gezicht
zie je het wel, zie je het wel –
hoe licht hoe wit hoe goud hoe schel,
hoe kunnen we het toch verdragen
van ochtend tot avonddage,
kom weer, kom bij me weer
gij mijn lieve, mijn lieve, lieve, lieve oogenbegeer.
 
O ze valt op mijn borst,
haar mond midde’ in de dorst
van mijn mond, haar roode zachte weeke punttong –
‘t is of ze heelemaal in me drong.


Ik mag toch aannemen dat jullie net als ik na het lezen hiervan, én na het beleven van deze alle records brekende lentedag, nu zelfs de regen van morgen weer aankunnen.....

Geen opmerkingen:

Een reactie posten